Land: België
Taal: Nederlands
Bron: AFMPS (Agence Fédérale des Médicaments et des Produits de Santé)
Closantel
Elanco
QP52AG09
Closantel
5 %
Oplossing voor injectie
Closantel 50 mg/ml
Subcutaan gebruik
rund
Closantel
CTI-code: 113242-02 - De grootte van de verpakking: 4 x 250 ml - Commercialisering status: NO - CNK-code: 0289009 - Levering wijze: Medisch voorschrift; CTI-code: 113242-01 - De grootte van de verpakking: 250 ml - Commercialisering status: NO - Levering wijze: Medisch voorschrift
Niet gecommercialiseerd
Bijsluiter – NL versie Flukiver 5 % B. BIJSLUITER 1 Bijsluiter – NL versie Flukiver 5 % BIJSLUITER Flukiver 5 %, 50 mg/ml, oplossing voor injectie voor runderen 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE, INDIEN VERSCHILLEND Houder van de vergunning voor het in de handel brengen: Elanco GmbH Heinz-Lohmann-Straβe 4 27472 Cuxhaven Duitsland Fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte: Elanco France S.A.S. 26 Rue de la Chapelle 68330 Huningue Frankrijk 2. BENAMING VAN HET DIERGENEESMIDDEL Flukiver 5 %, 50 mg/ml, oplossing voor injectie voor runderen. Sodium closantelum dihydrate 50 mg. 3. GEHALTE AAN WERKZA(A)M(E) EN OVERIGE BESTANDDE(E)L(EN) WERKZAAM BESTANDDEEL: sodium closantelum dihydrate 54,375 mg per ml (equivalent 50 mg closantelum). HULPSTOFFEN Propyleenglycol Polyvidonum K12 Acidum citricum monohydratum Natrii hydroxidum Aqua ad injectabilia q.s. ad 1 ml 4. INDICATIE(S) PARASIETEN DIE IN WEST EUROPA VOORKOMEN TREMATODEN: _Fasciola_ _hepatica_ (volwassen stadia) NEMATODEN: _Haemonchus_ _placei_ (volwassen en immature L3 en/of L4 stadia) _Bunostomum phlebotomum_ (volwassen en immature L3 en/of L4 stadia) _Oesophagostomum radiatum_ (volwassen en immature L3 en/of L4 stadia) ARTHROPODEN: _Hypoderma bovis (dermale stadia L3)_ _Hypoderma lineatum (dermale stadia L3)_ PARASIETEN DIE NIET IN WEST EUROPA VOORKOMEN 2 Bijsluiter – NL versie Flukiver 5 % TREMATODEN: _Fasciola gigantica_ (volwassen en immature stadia) 5. CONTRA-INDICATIES Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel. 6. BIJWERKINGEN Overgevoeligheidsreacties op het diergeneesmiddel kunnen voorkomen in zeer zeldzame gevallen. Lokale bijwerkingen, zoals weefselzwelling, kunnen pijnlijk zijn en voorkomen in zeer zeldzame gevallen. Ze verdwijnen gewoonlijk binnen één dag. De frequentie van bijwerkingen wordt als volgt gedefinieerd: - Zeer vaak (meer dan 1 op de 10 behandelde dieren vertonen bijwerking(en)) - Vaak (meer dan 1 maar minder dan 10 van Lees het volledige document
SKP – NL versie Flukiver 5 % BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 SKP – NL versie Flukiver 5 % 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL Flukiver 5%, 50 mg/ml, oplossing voor injectie voor runderen. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Per ml WERKZAAM BESTANDDEEL: sodium closantelum dihydrate 54,375 mg (equivalent 50 mg closantelum). HULPSTOF(FEN): Zie rubriek 6.1 voor de volledige lijst van hulpstoffen. 3. FARMACEUTISCHE VORM Oplossing voor injectie. 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 DOELDIERSOORT(EN) Runderen. 4.2 INDICATIE(S) VOOR GEBRUIK MET SPECIFICATIE VAN DE DOELDIERSOORT(EN) PARASIETEN DIE IN WEST EUROPA VOORKOMEN TREMATODEN: _Fasciola_ _hepatica_ (volwassen stadia) NEMATODEN: _Haemonchus_ _placei_ (volwassen en immature L3 en/of L4 stadia) _Bunostomum phlebotomum_ (volwassen en immature L3 en/of L4 stadia) _Oesophagostomum radiatum_ (volwassen en immature L3 en/of L4 stadia) ARTHROPODEN: _Hypoderma bovis (dermale stadia L3)_ _Hypoderma lineatum (dermale stadia L3)_ PARASIETEN DIE NIET IN WEST EUROPA VOORKOMEN TREMATODEN: _Fasciola gigantica_ (volwassen en immature stadia) 4.3 CONTRA-INDICATIES Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzaam bestanddeel. 4.4 SPECIALE WAARSCHUWINGEN VOOR ELKE DIERSOORT WAARVOOR HET DIERGENEESMIDDEL BESTEMD IS De volgende situaties dienen vermeden te worden, omdat deze de ontwikkeling van resistentie bevorderen en uiteindelijk kunnen leiden tot ondoeltreffendheid van de behandeling: 2 SKP – NL versie Flukiver 5 % te frequent en herhaald gebruik van anthelmintica van eenzelfde groep gedurende een langere periode, onderdosering, door onderschatting van het lichaamsgewicht, onjuiste toediening van het diergeneesmiddel of een niet of onjuist gekalibreerd doseerapparaat (indien van toepassing). Vermoedelijke klinische gevallen van resistentie tegen anthelmintica moeten nader onderzocht worden door middel van geschikte tests (bijv. Faecal Egg Count Reduction Test). Wanneer het resultaat van de tests duidelijk wijst op resistentie tegen een bepaald anthelm Lees het volledige document